Som van de teller en de noemer van een breuk is 3 minder dan tweemaal de noemer. Als de teller en de noemer beide met 1 verminderen, wordt de teller de helft van de noemer. Bepaal de breuk?
4/7 Stel dat de breuk a / b is, teller a, noemer b. Som van de teller en de noemer van een breuk is 3 minder dan tweemaal de noemer a + b = 2b-3 Als de teller en de noemer beide met 1 verminderen, wordt de teller de helft van de noemer. a-1 = 1/2 (b-1) Nu doen we de algebra. We beginnen met de vergelijking die we net hebben geschreven. 2 a- 2 = b-1 b = 2a-1 Uit de eerste vergelijking, a + b = 2b-3 a = b-3 We kunnen hier b = 2a-1 in plaatsen. a = 2a - 1 - 3 -a = -4 a = 4 b = 2a-1 = 2 (4) -1 = 7 Breuk is a / b = 4/7 Controle: * Som van de teller (4) en de noemer (7) van een breuk is 3 minder dan tweemaal de noemer * (4) (7)
De teller van een breuk (wat een positief geheel getal is) is 1 kleiner dan de noemer. De som van de breuk en twee keer zijn wederkerigheid is 41/12. Wat is de teller en de noemer? P.S
3 en 4 Schrijven n voor de geheel getal-teller, we krijgen: n / (n + 1) + (2 (n + 1)) / n = 41/12 Merk op dat als we breuken optellen we ze eerst een gemeenschappelijke noemer geven. In dit geval verwachten we natuurlijk dat de noemer 12 is. Vandaar dat we verwachten dat zowel n als n + 1 factoren van 12 zijn. Probeer n = 3 ... 3/4 + 8/3 = (9 + 32) / 12 = 41/12 "" zoals vereist.
Driehoek ABC is vergelijkbaar met driehoek PQR. AB komt overeen met PQ en BC komt overeen met QR. Als AB = 9, BC = 12, CA = 6 en PQ = 3, wat zijn de lengten van QR en RP?
QR = 4 en RP = 2 As DeltaABC ~~ DeltaPQR en AB corresponderen met PQ en BC correspondeert met QR, we hebben, dan hebben we (AB) / (PQ) = (BC) / (QR) = (CA) / ( RP) Dus 9/3 = 12 / (QR) = 6 / (RP) dwz 9/3 = 12 / (QR) of QR = (3xx12) / 9 = 36/9 = 4 en 9/3 = 6 / ( RP) of RP = (3xx6) / 9 = 18/9 = 2