Antwoord:
Uitleg:
Ervan uitgaande dat
# A ^ 2 + b = c ^ 2 ^ 2 #
Zo:
# b ^ 2 = c ^ 2-a ^ 2 = 65 ^ 2-56 ^ 2 = 4225-3136 = 1089 = 33 ^ 2 #
Omdat we willen
Gebruik je de pythagorese stelling, hoe los je de ontbrekende kant op met a = 14 en b = 13?
C = sqrt (a ^ 2 + b ^ 2) = sqrt (14 ^ 2 + 13 ^ 2) = sqrt (365) ~ = 19.1 De stelling van Pythagoras is van toepassing op rechthoekige driehoeken, waarbij de zijden a en b die zijn die elkaar snijden in een rechte hoek. De derde zijde, de hypotenusa, is dan c In ons voorbeeld weten we dat a = 14 en b = 13 zodat we de vergelijking kunnen gebruiken om de onbekende kant op te lossen c: c ^ 2 = a ^ 2 + b ^ 2 of c = sqrt (a ^ 2 + b ^ 2) = sqrt (14 ^ 2 + 13 ^ 2) = sqrt (365) ~ = 19.1
Met behulp van de stelling van pythagoras, hoe los je de ontbrekende kant op met a = 20 en b = 21?
C = 29 De stelling van Pythagoras vertelt ons dat het kwadraat van de lengte van de hypotenusa (c) van een rechthoekige driehoek de som is van de vierkanten van de lengtes van de andere twee zijden (a en b). Dat is: c ^ 2 = a ^ 2 + b ^ 2 Dus in ons voorbeeld: c ^ 2 = kleur (blauw) (20) ^ 2 + kleur (blauw) (21) ^ 2 = 400 + 441 = 841 = kleur (blauw) (29) ^ 2 Vandaar: c = 29 De formule van Pythagoras is equivalent aan: c = sqrt (a ^ 2 + b ^ 2) en: a = sqrt (c ^ 2-b ^ 2)
Met behulp van de stelling van pythagoras, hoe los je de ontbrekende kant op met a = 18 en b = 16?
Zie het hele oplossingsproces hieronder: De stellingen van Pythagoras stellen: c ^ = a ^ 2 + b ^ 2 waarbij c de lengte is van de schuine zijde van een rechthoekige driehoek. a en b zijn de lengten van de zijden van een rechthoekige driehoek. Ervan uitgaande dat de lengtes van de zijden in het probleem voor een rechthoekige driehoek zijn, los je op voor c door c: c ^ 2 = 18 ^ 2 + 16 ^ 2 c ^ 2 = 324 + 256 c ^ 2 = 580 sqrt (c) c ^ 2) = sqrt (580) c = sqrt (580) = 24.083 De lengte van de ontbrekende zijde of hypotenusa is: sqrt (580) of 24.083 afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal