Antwoord:
Uitleg:
We zijn op zoek naar het punt waarop Jon en Emily dezelfde afstand hebben afgelegd.
Laten we zeggen dat Jon voor tijd reist
Emily reist sneller met 55 mph, maar ze reist wel zo lang. Ze reist voor
Dat geeft ons:
(we weten dat het minuten zijn omdat ik het gebruikte
Dus Jon reist 165 minuten, of
Emily, van haar kant, reisde voor
Jammer Emily - ze moet nog steeds naar huis rijden …
Het kost John 20 uur om een gebouw te schilderen. Het kost Sam 15 uur om hetzelfde gebouw te schilderen. Hoe lang duurt het voordat ze het gebouw schilderen als ze samenwerken, met Sam die een uur later begint dan John?
T = 60/7 "uren precies" t ~~ 8 "uren" 34.29 "minuten" Laat de totale hoeveelheid werk om 1 gebouw te verven W_b zijn Laat de werksnelheid per uur voor John wees W_j Laat het werktarief per uur voor Sam be W_s Bekend: John heeft zelf 20 uur nodig => W_j = W_b / 20 Bekend: Sam neemt 15 uur alleen => W_s = W_b / 15 Laat de tijd in uren zijn t ~~~~~~~~~~ ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ W_ + W_s) =
John gebruikt zijn telefoon terwijl deze aan het opladen is. De telefoon krijgt 10% om de 3 minuten en wordt elke 5 minuten met 7% leeggemaakt. Hoe lang duurt het voordat zijn telefoon 20% van de kosten ontvangt?
De benodigde tijd voor 20 procent ladingstoename is 10,33 minuten percentage ladingstoename: 10 in 3 minuten percentage winstverbreding per minuut = 10/3 Als het voor x minuten wordt geladen, is de procentuele toename van de lading in x minuten = 10 / 3x percentage afvoer van lading: 7 in 5 minuten percentage toename van lading per minuut = 7/5 in dezelfde tijd, percentage afvoer van lading in x minuten = 7 / 5x netto winst = winst - afvoer = 10 / 3x-7 / 5x = (10 / 3-7 / 5) x = 29 / 15x Voor netto winst te zijn 20 procent 20 = 29 / 15x Oplossen voor xx = 20 (15/29) minuten De benodigde tijd voor 20 procent ladingstoename i
Van de 200 kinderen hadden er 100 een T-Rex, 70 hadden iPads en 140 hadden een mobiele telefoon. 40 van hen hadden beiden, een T-Rex en een iPad, 30 hadden beide, een iPad en een mobiele telefoon en 60 hadden beide, een T-Rex en een mobiele telefoon en 10 had alle drie. Hoeveel kinderen hadden geen van de drie?
10 hebben geen van de drie. 10 studenten hebben alle drie. ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ ~~ studenten hebben ook een mobiele telefoon (ze hebben alle drie). Dus 30 studenten hebben een T-Rex en een iPad, maar niet alle drie.Van de 30 studenten die een iPad en een mobiele telefoon hadden, hebben 10 studenten alle drie. Dus 20 studenten hebben een iPad en een mobiele telefoon, maar niet alle drie. Van de 60 studenten die een T-Rex en een mobiele telefoon hadden, hebben 10 studenten alle drie. Dus 50 studenten hebben een T-Rex en een mobiele telefoon, maar niet alle drie. ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ Van de 1