Antwoord:
Een van de standaardvormen van een trig-functie is y = ACos (Bx + C) + D
Uitleg:
A is de amplitude (absolute waarde omdat het een afstand is)
B beïnvloedt de periode via formule Periode =
C is de faseverschuiving
D is de verticale verschuiving
In jouw geval is A = -1, B = 1, C =
Dus je amplitude is 1
Periode =
Faseverschuiving =
Verticale verschuiving = 0
Welke cosinusfunctie vertegenwoordigt een amplitude van 3, een periode van π, geen horizontale verschuiving en een verticale verschuiving van?
Om dit te beantwoorden heb ik uitgegaan van een verticale verschuiving van +7 kleur (rood) (3cos (2theta) +7) De standaard cos-functiekleur (groen) (cos (gamma)) heeft een periode van 2pi Als we een punt willen van pi moeten we gamma vervangen door iets dat het domein twee keer zo snel zal dekken, bijvoorbeeld 2teta. Dat is kleur (magenta) (cos (2theta)) heeft een pi-periode. Om een amplitude van 3 te verkrijgen, moeten we alle waarden vermenigvuldigen in het bereik gegenereerd door kleur (magenta) (cos (2theta)) op kleur (bruin) 3 waardoor kleur (wit) ("XXX") kleur (bruin) (3cos ( 2theta)) Er hoeft geen horizon
Hoe gebruik je transformatie om de sin-functie in kaart te brengen en de amplitude en periode van y = -4sin (2x) +2 te bepalen?
Amplitude -4 Periode = pi Amplitude is gewoon f (x) = asin (b (x-c)) + d het a deel van de functie is de amplitude De periode = (2pi) / c
Hoe gebruik je transformatie om de sin-functie in kaart te brengen en de amplitude en periode van y = 3sin (1 / 2x) -2 te bepalen?
De amplitude is 3 en de periode is 4 pi Eén manier om de algemene vorm van de sinusfunctie te schrijven is Asin (B theta + C) + DA = amplitude, dus 3 in dit geval B is de periode en is gedefinieerd als Periode = {2 pi} / B Dus, om op te lossen voor B, 1/2 = {2 pi} / B-> B / 2 = 2 pi-> B = 4 pi Deze sinusfunctie is ook vertaald 2 eenheden naar beneden op de y-as.