Wat zijn 3 werkwoorden die alleen als transitieve werkwoorden kunnen worden gebruikt en 3 die alleen als intransitieve werkwoorden kunnen worden gebruikt?

Wat zijn 3 werkwoorden die alleen als transitieve werkwoorden kunnen worden gebruikt en 3 die alleen als intransitieve werkwoorden kunnen worden gebruikt?
Anonim

Antwoord:

Trap, willen, en gooien zijn voorbeelden van transitieve werkwoorden.

Aankomen, Gaan, en lopen zijn voorbeelden van intransitieve werkwoorden.

Uitleg:

EEN overgankelijk werkwoord is er een die een actie of activiteit beschrijft en die een lijdend voorwerp.

De eenvoudigste manier om erachter te komen of een werkwoord een direct object heeft, is door de vraag te stellen wie of wat naar het werkwoord. Bijvoorbeeld:

  1. Robert wierp de bal. (Robert gooide wat? Robert gooide de bal. 'De bal' is een direct object voor het werkwoord wierp, vandaar dat het werkwoord transitief is.)
  2. Priya kicks haar broer wanneer hij haar plaagt. (Priya trapt wie? Priya trapt haar broer. 'Haar broer' is een direct object van het werkwoord kicks, vandaar dat het werkwoord transitief is.)

Een intransitief werkwoord is er een die een actie of activiteit beschrijft en die geen direct doel heeft.

Als er geen mogelijkheid is voor de vraag wie of wat na het werkwoord zal het werkwoord intransitief zijn. Bijvoorbeeld:

  1. Mr Patel wandelingen een uur per dag na het avondeten.
  2. Jeanne aangekomen thuis moe na haar excursie.

Merk op dat er enkele werkwoorden zijn die kunnen functioneren als transitief of onovergankelijk afhankelijk van of er een direct object is of niet. Een voorbeeld:

  1. Flavian eet matig om zijn gewicht te beheersen. (Geen direct object, vandaar 'eet' is onovergankelijk.)
  2. Marcia eet pasta bijna elke dag. (Maria eet wat? Maria eet pasta. Pasta is een direct object op het werkwoord eet, daarom is 'eten' transitief.)