Over een periode van 6 maanden verkocht een bakkerij gemiddeld 29 pasteien per dag. Het aantal appeltaarten dat ze verkochten, was vier minder dan het dubbele van het aantal bosbessentaarten dat ze hadden verkocht. Hoeveel bosbessentaarten heeft de bakkerij gemiddeld verkocht per dag in die periode?

Over een periode van 6 maanden verkocht een bakkerij gemiddeld 29 pasteien per dag. Het aantal appeltaarten dat ze verkochten, was vier minder dan het dubbele van het aantal bosbessentaarten dat ze hadden verkocht. Hoeveel bosbessentaarten heeft de bakkerij gemiddeld verkocht per dag in die periode?
Anonim

Laat #X# het gemiddelde aantal verkochte appeltaarten en # Y # het gemiddelde aantal bosbessentaarten zijn dat per dag bij de bakker wordt verkocht.

#x + y = 29 #

# x = 2j - 4 #

# 2y - 4 + y = 29 #

# 3y = 33 #

#y = 11 #

De bakkerij verkocht een gemiddelde van #11# bosbessentaartjes per dag.

Hopelijk helpt dit!

Antwoord:

11 bosbessentaarten.

Uitleg:

Het is ook mogelijk om dit uit te werken met slechts één variabele, zolang we maar een uitdrukking voor elk type taart schrijven.

Er waren minder bosbessentaartjes verkocht dan appeltaarten, dus:

Laat het aantal bosbessentaartjes zijn #X#

Het aantal appeltaarten is # 2x - 4 "(4 minder dan dubbele x)" #

Er worden elke dag 29 taarten verkocht.

Blueberry taarten + appeltaarten = 29

#x + 2x - 4 = 29 #

# 3x = 33 #

#x = 11 #

#X# is het aantal bosbessentaarten.