Antwoord:
Zie het volledige proces voor het oplossen van dit woordprobleem hieronder in de sectie Toelichting:
Uitleg:
Laten we eerst de eerste zin van dit woordprobleem behandelen.
Laten we het grotere nummer bellen
We weten uit de eerste zin:
We weten uit de tweede zin:
Laten we deze tweede vergelijking oplossen voor
Nu kunnen we vervangen
Vervolgens kunnen we vervangen
Het grotere aantal is 12 en het kleinere getal is 9
De som van drie getallen is 137. Het tweede getal is vier meer dan, twee keer het eerste getal. Het derde cijfer is vijf minder dan, drie keer het eerste getal. Hoe vind je de drie nummers?
De nummers zijn 23, 50 en 64. Begin met het schrijven van een uitdrukking voor elk van de drie nummers. Ze zijn allemaal gevormd vanaf het eerste nummer, dus laten we het eerste nummer x noemen. Laat het eerste getal zijn x Het tweede getal is 2x +4 Het derde getal is 3x -5 We krijgen te horen dat hun som 137 is. Dit betekent dat wanneer we ze allemaal bij elkaar optellen, het antwoord 137 zal zijn. Schrijf een vergelijking. (x) + (2x + 4) + (3x - 5) = 137 De haakjes zijn niet nodig, ze zijn opgenomen voor de duidelijkheid. 6x -1 = 137 6x = 138 x = 23 Zodra we het eerste getal kennen, kunnen we de andere twee berekenen aan
Drie keer de grootste van de twee opeenvolgende oneven gehele getallen is vijf minder dan vier keer de kleinere. Wat zijn de twee nummers?
De twee getallen zijn 11 en 13. Laat de twee opeenvolgende oneven gehele getallen x zijn en (x + 2). Dus x is kleiner en x + 2 is groter. Gegeven dat: 3 (x + 2) = 4x - 5 3x + 6 = 4x - 5 3x-4x = -5 -6 -x = -11 x = 11 en x + 2 = 11 +2 = 13 Daarom zijn de twee cijfers zijn 11 en 13
Wat zijn twee opeenvolgende even gehele getallen zodat hun som gelijk is aan een verschil van drie keer de grootste en twee keer de kleinere?
4 en 6 Laat x = de kleinste van de opeenvolgende even gehele getallen. Dat betekent dat de grootste van de twee opeenvolgende even gehele getallen x + 2 is (omdat even getallen twee waarden uit elkaar liggen). De som van deze twee getallen is x + x + 2. Het verschil van drie keer het grotere aantal en twee keer het kleinere is 3 (x + 2) -2 (x). De twee expressies gelijk aan elkaar instellen: x + x + 2 = 3 (x + 2) -2 (x) Vereenvoudig en los op: 2x + 2 = 3x + 6-2x 2x + 2 = x + 6 x = 4 So het kleinere gehele getal is 4 en groter is 6.