De som van drie getallen is 137. Het tweede getal is vier meer dan, twee keer het eerste getal. Het derde cijfer is vijf minder dan, drie keer het eerste getal. Hoe vind je de drie nummers?
De nummers zijn 23, 50 en 64. Begin met het schrijven van een uitdrukking voor elk van de drie nummers. Ze zijn allemaal gevormd vanaf het eerste nummer, dus laten we het eerste nummer x noemen. Laat het eerste getal zijn x Het tweede getal is 2x +4 Het derde getal is 3x -5 We krijgen te horen dat hun som 137 is. Dit betekent dat wanneer we ze allemaal bij elkaar optellen, het antwoord 137 zal zijn. Schrijf een vergelijking. (x) + (2x + 4) + (3x - 5) = 137 De haakjes zijn niet nodig, ze zijn opgenomen voor de duidelijkheid. 6x -1 = 137 6x = 138 x = 23 Zodra we het eerste getal kennen, kunnen we de andere twee berekenen aan
De som van twee opeenvolgende getallen is 77. Het verschil van de helft van het kleinere getal en een derde van het grotere getal is 6. Als x het kleinere getal is en y het grotere getal, welke twee vergelijkingen de som en het verschil van de nummers?
X + y = 77 1 / 2x-1 / 3y = 6 Als u de cijfers wilt weten die u kunt blijven lezen: x = 38 y = 39
Het eenheidscijfer van het tweecijferige gehele getal is 3 meer dan het tientallencijfer. De verhouding van het product van de cijfers tot het gehele getal is 1/2. Hoe vind je dit gehele getal?
36 Stel dat het aantal tientallen t is. Dan is het cijfer van de eenheid t + 3 Het product van de cijfers is t (t + 3) = t ^ 2 + 3t Het gehele getal zelf is 10t + (t + 3) = 11t + 3 Uit wat ons wordt verteld: t ^ 2 + 3t = 1/2 (11t + 3) So: 2t ^ 2 + 6t = 11t + 3 So: 0 = 2t ^ 2-5t-3 = (t-3) (2t + 1) Dat is: t = 3 " "of" "t = -1/2 Omdat t een positief geheel getal van minder dan 10 is, heeft t = 3 de enige geldige oplossing. Dan is het gehele getal zelf: 36