Laat het aantal vogels op eiland X zijn
Na een jaar is 20 procent van de vogels op X gemigreerd naar Y en 15 procent van de vogels op Y zijn gemigreerd naar X.
Maar het aantal vogels op elk van de eilanden X en Y blijft van jaar tot jaar constant;
Zo
Vandaar het aantal vogels in
Er zijn 950 studenten op de Hanover High School. De verhouding van het aantal eerstejaars studenten tot alle studenten is 3:10. De verhouding van het aantal tweedejaarsstudenten tot alle studenten is 1: 2. Wat is de verhouding van het aantal eerstejaars tot tweedejaarsstudenten?
3: 5 Je wilt eerst uitvinden hoeveel eerstejaars er zijn op de middelbare school. Omdat de verhouding van eerstejaars studenten tot alle studenten 3:10 is, vertegenwoordigen eerstejaarsstudenten 30% van alle 950 studenten, wat betekent dat er 950 (.3) = 285 eerstejaars zijn. De verhouding van het aantal tweedejaarsstudenten tot alle studenten is 1: 2, wat betekent dat de tweedejaars studenten de helft van alle studenten vertegenwoordigen. Dus 950 (.5) = 475 tweedejaarsstudenten. Omdat je op zoek bent naar de verhouding van het aantal tot eerstejaarsstudenten tot tweedejaars studenten, moet je uiteindelijke verhouding 285:
Een auto daalt met een snelheid van 20% per jaar. Aan het einde van elk jaar is de auto vanaf het begin van het jaar 80% van zijn waarde waard. Welk percentage van de oorspronkelijke waarde is de auto waard aan het einde van het derde jaar?
51,2% Laten we dit modelleren met een afnemende exponentiële functie. f (x) = y keer (0.8) ^ x Waarbij y de startwaarde van de auto is en x de tijd is die verstreken is in jaren sinds het jaar van aankoop. Dus na 3 jaar hebben we het volgende: f (3) = y keer (0.8) ^ 3 f (3) = 0.512y Dus de auto heeft slechts 51,2% van zijn oorspronkelijke waarde na 3 jaar.
Penny keek naar haar klerenkast. Het aantal jurken dat ze bezat, was 18 meer dan het dubbele van het aantal kleuren. Het aantal jurken en het aantal pakken bedroeg samen 51. Wat was het nummer van elk exemplaar dat ze bezat?
Penny bezit 40 jurken en 11 pakken. Let d and s zijn respectievelijk het aantal jurken en pakken. Er wordt ons verteld dat het aantal jurken 18 meer dan tweemaal het aantal kleuren is. Daarom: d = 2s + 18 (1) Er wordt ons ook verteld dat het totale aantal jurken en pakken 51 is. Daarom is d + s = 51 (2) Van (2): d = 51-s Vervanging van d in (1 ) hierboven: 51-s = 2s + 18 3s = 33 s = 11 Vervangen voor s in (2) hierboven: d = 51-11 d = 40 Het aantal jurken (d) is dus 40 en het aantal kleuren (s) ) is 11.