Antwoord:
Verandering zal groter zijn voor student
Uitleg:
Beide studenten laten vallen
-
#EEN# in 50 ml 25 ° C water en -
# B # in 25 ml 25 ° C water
Omdat temperatuur en kwantum wasmachines hetzelfde is,
maar temperatuur en quantum van water is minder in het geval van student
de verandering zal groter zijn voor de student
De som van twee opeenvolgende getallen is 77. Het verschil van de helft van het kleinere getal en een derde van het grotere getal is 6. Als x het kleinere getal is en y het grotere getal, welke twee vergelijkingen de som en het verschil van de nummers?
X + y = 77 1 / 2x-1 / 3y = 6 Als u de cijfers wilt weten die u kunt blijven lezen: x = 38 y = 39
Het volume van een ingesloten gas (bij een constante druk) varieert direct als de absolute temperatuur. Als de druk van een monster van 3,46-L neongas bij 302 ° K 0,926 atm is, wat zou het volume dan bij een temperatuur van 338 ° K zijn als de druk niet verandert?
3.87L Interessant praktisch (en heel gebruikelijk) chemieprobleem voor een algebraïsch voorbeeld! Deze geeft niet de werkelijke Ideal Gas Law-vergelijking, maar laat zien hoe een deel ervan (Charles 'Law) is afgeleid van de experimentele gegevens. Algebraïsch wordt ons verteld dat de snelheid (helling van de lijn) constant is ten opzichte van de absolute temperatuur (de onafhankelijke variabele, meestal de x-as) en het volume (afhankelijke variabele of y-as). Het bepalen van een constante druk is noodzakelijk voor de juistheid, omdat het ook in werkelijkheid bij de gasvergelijkingen is betrokken. Ook kan de f
Een voorwerp met een massa van 2 kg, een temperatuur van 315 ^ oC en een soortelijke warmte van 12 (KJ) / (kg * K) wordt in een container met 37 l water bij 0 ° oC gedruppeld. Verdampt het water? Zo nee, door hoeveel verandert de temperatuur van het water?
Het water verdampt niet. De eindtemperatuur van het water is: T = 42 ^ oC Dus de temperatuur verandert: ΔT = 42 ^ oC De totale warmte, als beide in dezelfde fase blijven, is: Q_ (t ot) = Q_1 + Q_2 Startwarmte (vóór mixen) waarbij Q_1 de warmte van water is en Q_2 de warmte van het object. Daarom: Q_1 + Q_2 = m_1 * c_ (p_1) * T_1 + m_2 * c_ (p_2) * T_2 Nu moeten we het erover eens zijn: de warmtecapaciteit van water is: c_ (p_1) = 1 (kcal) / (kg * K) = 4,18 (kJ) / (kg * K) De dichtheid van water is: ρ = 1 (kg) / (verlicht) => 1lit = 1kg-> dus kg en liters zijn gelijk in water. Dus we hebben: Q_1 + Q_2 = = 37