Antwoord:
Uitleg:
Verwijder eerst alle termen uit de haakjes. Wees voorzichtig met het correct omgaan met de tekens op de afzonderlijke voorwaarden:
Volg daarna groepachtige termen samen:
Combineer nu dezelfde termen:
Wat zijn de mogelijke integrale nullen van P (n) = n ^ 3-3n ^ 2-10n + 24?
-4, 2 en 3. P (2) = 0. Dus, n-2 is een factor. Nu, P (n) = (n-2) (n ^ 2 + kn-12)). Het vergelijken van de coëfficiënt van n ^ 2 = k-2 met -3, k = -1. Dus, P (n) = (n-2) (n ^ 2-n-12) = (4-2) (n + 4) (n-3). En dus zijn de andere twee nullen -4 en 3..
Als een object met een gewicht van 50N een volume water verplaatst met een gewicht van 10N, wat is dan de drijvende kracht op het object?
We weten dat wanneer een lichaam volledig of gedeeltelijk ondergedompeld is in een vloeistof, het gewicht ervan afneemt en die hoeveelheid afname gelijk is aan het gewicht van de vloeistof die erdoor wordt verplaatst. Dus deze schijnbare gewichtsvermindering is het gevolg van de werking van de drijfkracht, die gelijk is aan het gewicht van het door het lichaam verdrongen fluïdum. Dus, hier is de opwaartse kracht die op het object inwerkt 10N
Een netto kracht van 10N werkt 5 seconden op een massa van 25kg. Wat is de versnelling?
De versnelling zal nul zijn, ervan uitgaande dat de massa niet op een wrijvingsloos oppervlak zit. Geeft het probleem een wrijvingscoëfficiënt aan? Het voorwerp van 25 kg zal naar beneden worden getrokken op wat het ook aan zit met de versnelling als gevolg van de zwaartekracht, die ongeveer 9,8 m / s ^ 2 is. Dus dat geeft 245 Newton neerwaartse kracht (gecompenseerd door een opwaartse normaalkracht van 245 Newton die wordt geleverd door het oppervlak waarop het zit). Dus elke horizontale kracht zal die neerwaartse kracht van 245 N (uitgaande van een redelijke wrijvingscoëfficiënt) moeten overwinnen vo