Antwoord:
Er zijn twee relatieve voornaamwoorden in de zin: wie en dat,
Uitleg:
EEN betrekkelijk voornaamwoord wordt gebruikt om een relatieve clausule in te voeren.
Een relatieve clausule is een groep woorden met een onderwerp en een werkwoord dat informatie geeft die 'gerelateerd' is aan zijn antecedent.
De relatieve voornaamwoorden zijn: wie, wie, wiens, welke, dat.
In die zin is het relatieve voornaamwoord 'who' het onderwerp van de relatieve clause 'who owns the car', met betrekking tot het subject-naamwoord 'guy'.
Het relatieve voornaamwoord 'dat' is het onderwerp van de relatieve zin 'die niet begint', met betrekking tot het zelfstandig naamwoord 'auto'.
Twee auto's verlaten een kruispunt. Eén auto reist naar het noorden; het andere oosten. Toen de auto die naar het noorden reisde 15 mijl was verdwenen, was de afstand tussen de auto's 5 mijl meer dan de afstand die de auto naar het oosten aflegde. Hoe ver was de auto in oostelijke richting gereisd?
De auto naar het oosten ging 20 mijl. Teken een diagram, waarbij x de afstand is die wordt afgelegd door de auto die naar het oosten rijdt. Door de stelling van pythagoras (omdat de richtingen oost en noord een rechte hoek maken) hebben we: 15 ^ 2 + x ^ 2 = (x + 5) ^ 2 225 + x ^ 2 = x ^ 2 + 10x + 25 225 - 25 = 10x 200 = 10x x = 20 Vandaar dat de auto in oostelijke richting 20 mijl heeft afgelegd. Hopelijk helpt dit!
Persoon A kan het huis van de buren 5 keer zo snel schilderen als persoon B. Het jaar A en B werkten samen, het kostte ze 5 dagen. Hoe lang zou het duren voordat elke persoon A en persoon B het huis zouden schilderen?
Zie hieronder. Het duurde 5 dagen om het huis te schilderen. Persoon A schildert 5 keer zo snel als persoon B, dus in 5 dagen schildert persoon A 5 / 6de van het huis, en persoon B schilderde 1/6 van het huis. Voor persoon A: 5 dagen = 5/6 1 dag = 1/6 6 * (1/6) = 6 * 1 dag = 6 dagen. (om het hele huis te schilderen) Persoon B: 5 dagen = 1/6 1 dag = 1/30 30 * (1/30) = 30 * 1 dag = 30 dagen. (om het hele huis te schilderen)
Wat is het relatieve voornaamwoord in de volgende zin ?: De kat die met ons garen speelde, bevindt zich nu in het huis van onze buren.
Dat de met ons garen gespeelde zin een verwantschap is of verbonden is met het zelfstandig naamwoord kat door het relatieve voornaamwoord dat. De zin helpt om te bepalen welk soort kat in het huis van de buren is. Onthoud gewoon dat het relatieve voornaamwoord de zinnen of zinnen verbindt met een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord. Het meest voorkomende relatieve voornaamwoord is wie, wie, wie, wie dan ook, wie, wie dan ook, en dat.