Antwoord:
Het object zal geen netto kracht ondervinden en er zal geen beweging plaatsvinden.
Uitleg:
Wat er zal gebeuren, ervan uitgaande dat de vloeistof volledig statisch is, is dat het object op elke positie in de vloeistof gefixeerd blijft. Als je hem 5 meter lager in de tank had geplaatst, zou hij op precies dezelfde hoogte blijven.
Een goed voorbeeld hiervan is een plastic zak gevuld met water. Als je dit in een zwembad of een bak met water doet, blijft de zak op zijn plaats zweven. Dit komt omdat de opwindende kracht gelijk is aan de zwaartekracht.
Een lijn met de beste fit voorspelt dat wanneer x gelijk is aan 35, y gelijk is aan 34,785, maar y gelijk is aan 37. Wat is in dit geval de rest?
2.215 Residu wordt gedefinieerd als e = y - hat y = 37 - 34.785 = 2.215
Wat gebeurt er met een object als de drijvende kracht sterker is dan de zwaartekracht?
Als de drijvende kracht groter is dan de zwaartekracht, dan blijft het object omhoog gaan! http://phet.colorado.edu/sims/density-and-buoyancy/buoyancy_nl.html Door bovenstaande simulator te gebruiken, kunt u zien dat wanneer de zweefkracht en zwaartekracht gelijk zijn, het blok zweeft. Als de drijvende kracht echter groter is dan de zwaartekracht, zou het object (bijvoorbeeld een ballon) doorgaan totdat het wordt gestoord of niet verder kan!
Een object met een massa van 7 kg draait rond een punt op een afstand van 8 m. Als het voorwerp omwentelingen maakt met een frequentie van 4 Hz, wat is dan de centripetale kracht die op het voorwerp inwerkt?
Gegevens: - Massa = m = 7kg Afstand = r = 8m Frequentie = f = 4Hz Centripetaalkracht = F = ?? Sol: - We weten dat: de centripetale versnelling a wordt gegeven door F = (mv ^ 2) / r ................ (i) Waarbij F de centripetale kracht is, m is de massa, v is de tangentiële of lineaire snelheid en r is de afstand vanaf het midden. We weten ook dat v = romega Waar omega de hoeksnelheid is. Zet v = romega in (i) impliceert F = (m (romega) ^ 2) / r impliceert F = mromega ^ 2 ........... (ii) De relatie tussen hoeksnelheid en frequentie is omega = 2pif Put omega = 2pif in (ii) impliceert F = mr (2pif) ^ 2 impliceert F = 4p