Antwoord:
Zie een oplossingsproces hieronder:
Uitleg:
Laten we eerst de twee cijfers noemen:
Uit de informatie in het probleem kunnen we twee vergelijkingen schrijven:
- Vergelijking 1: We kennen de som van twee getallen of optellen
#40# dus we kunnen schrijven:
- Vergelijking 2: We kennen ook het grotere aantal (
# M # ) is 6 meer dan het kleinere getal, zodat we kunnen schrijven:
We kunnen nu vervangen
Het grotere aantal is: 23
Het grootste van twee is 10 minder dan twee keer het kleinere aantal. Als de som van de twee getallen 38 is, wat zijn dan de twee getallen?
Het kleinste getal is 16 en het grootste is 22. Bex het kleinste van de twee getallen, het probleem kan worden samengevat met de volgende vergelijking: (2x-10) + x = 38 pijlpunt rechts 3x-10 = 38 pijlpunt rechts 3x = 48 pijl-rechts x = 48/3 = 16 Daarom kleinste nummer = 16 grootste getal = 38-16 = 22
De som van twee opeenvolgende getallen is 77. Het verschil van de helft van het kleinere getal en een derde van het grotere getal is 6. Als x het kleinere getal is en y het grotere getal, welke twee vergelijkingen de som en het verschil van de nummers?
X + y = 77 1 / 2x-1 / 3y = 6 Als u de cijfers wilt weten die u kunt blijven lezen: x = 38 y = 39
De som van twee getallen is 104. Het grootste aantal is één minder dan het dubbele van het kleinere aantal. Wat is het grotere aantal?
69 Algebraïsch hebben we x + y = 104. Kies iemand als de "grotere". Gebruik 'x' en dan x + 1 = 2 * y. Herschikken om 'y' te vinden hebben we y = (x + 1) / 2 Vervolgens vervangen we deze uitdrukking voor y in de eerste vergelijking. x + (x + 1) / 2 = 104. Vermenigvuldig beide zijden met 2 om de breuk kwijt te raken, combineer de termen. 2 * x + x + 1 = 208; 3 * x +1 = 208; 3 * x = 207; x = 207/3; x = 69. Om de 'y' te vinden keren we terug naar onze uitdrukking: x + 1 = 2 * y 69 + 1 = 2 * y; 70 = 2 * y; 35 = y. CHECK: 69 + 35 = 104 JUIST!