Antwoord:
De eerste persoon is de persoon die spreekt.
De tweede persoon is de persoon gesproken.
De derde persoon is de persoon of ding waarover wordt gesproken.
Uitleg:
De persoon die spreekt (eerste persoon) gebruikt zelden zijn eigen naam of een zelfstandig naamwoord om naar zichzelf te verwijzen. De eerste persoons voornaamwoorden worden gebruikt:
- enkelvoudig = ik, ik, mijn, de mijne, mezelf.
- meervoud = wij, wij, onze, de onze, onszelf.
Wanneer u met iemand (tweede persoon) spreekt, kan zijn naam, een passend zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord worden gebruikt. De voornaamwoorden van de tweede persoon zijn:
- enkelvoud of meervoud = u, uw, de uwe.
- enkelvoud = uzelf.
- meervoud = uzelf.
Wanneer er over iemand of iets (derde persoon) wordt gesproken, kan zijn naam, een passend zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord worden gebruikt. De voornaamwoorden van de derde persoon zijn:
- enkelvoudig = hij, hij, zij, haar, hij, haar, de hare, zichzelf, zichzelf.
- meervoud = zij, zij, hun, de hunne, zelf.
Is "wij" de derde, tweede of eerste persoon? Mijn opdracht is om in een derde persoon te schrijven. Ik schreef: "We kunnen uit de gegevens concluderen dat dit geen natuurlijk gedrag is." Heb ik een derde persoon gebruikt?
"We" is eerste persoon meervoud (geen derde persoon), subject vormen van voornaamwoorden {: (, kleur (rood) ("enkelvoud"), kleur (wit) ("XXX"), kleur (rood) ("meervoud")) , (kleur (blauw) ("eerste persoon"), "I", kleur (wit) ("XXX"), "wij"), (kleur (blauw) ("tweede persoon"), "u", kleur ( wit) ("XXX"), "u"), (kleur (blauw) ("derde persoon"), "zij" kleur (wit) ("X") "hij" kleur (wit) ("X") " it ", kleur (wit) (" XXX ")," zij ")
Wat is een verhaal van een eerste persoon, een tweede persoon of een derde persoon?
De eerste persoon gebruikt I, ik, mijn enz. De tweede persoon gebruikt u, uw, u bent enz. En de derde persoon gebruikt hij, zij, zij, enz.
Je hebt handdoeken in drie maten. De lengte van de eerste is 3/4 m, wat overeenkomt met 3/5 van de lengte van de tweede. De lengte van de derde handdoek is 5/12 van de som van de lengten van de eerste twee. Welk deel van de derde handdoek is de tweede?
Verhouding van tweede tot derde handdoeklengte = 75/136 Lengte van de eerste handdoek = 3/5 m Lengte van de tweede handdoek = (5/3) * (3/4) = 5/4 m Lengte van de som van de eerste twee handdoeken = 3/5 + 5/4 = 37/20 Lengte van de derde handdoek = (5/12) * (37/20) = 136/60 = 34/15 m Verhouding van tweede tot derde handdoeklengte = (5/4 ) / (34/15) = (5 * 15) / (34 * 4) = 75/136