Welke van de volgende woorden vertegenwoordigt een object van een voorzetsel?

Welke van de volgende woorden vertegenwoordigt een object van een voorzetsel?
Anonim

Antwoord:

EEN

Uitleg:

Daryl is het onderwerp van de zin.

Het onderwerp van het voorzetsel "eronder" is "kussens"; "bank" is een aanpassing voor "kussens".

Het onderwerp van het voorzetsel "binnenkant" is "zakken"; "broek" is een modifier voor "pockets".

Antwoord:

A. middag

Uitleg:

In een voorzetselzin is er een voorzetsel en het object van het voorzetsel. Alle modifiers van het object maken ook deel uit van de zin.

De voorzetselfrasen zijn:

tijdens de lange namiddag (tijdens het voorzetsel is de middag het object)

onder het bed (onder is het voorzetsel, bed is het object)

onder de bankkussens (onder is het voorzetsel, kussens is het voorwerp)

in zijn broekzakken (binnen is het voorzetsel, zakken is het voorwerp)

De enige juiste antwoordkeuze is A. middag.