Antwoord:
De persoonlijke voornaamwoorden in de zin zijn "ik" en "het".
Uitleg:
EEN persoonlijk voornaamwoord is een woord dat wordt gebruikt om de plaats van een zelfstandig naamwoord voor een specifieke persoon of ding te vervangen.
De persoonlijke voornaamwoorden zijn: ik, jij, wij, hij, zij, het, ik, wij, hem, zij, zij, zij.
In de zin hierboven:
- het persoonlijk voornaamwoord "I" vervangt het zelfstandig naamwoord (naam) voor de sprekende persoon;
- het persoonlijke voornaamwoord "it" vervangt het zelfstandig naamwoord "roomijs".
Studenten wordt verteld om persoonlijke voornaamwoorden zoals "jij" niet te gebruiken in hun academische schrijven. Waarom moeten schrijvers persoonlijke voornaamwoorden vermijden?
Het is informeel. Formeel schrijven moet alleen door een derde persoon worden gedaan (nee ik, wij, u, uw, mijne, ik, etc.). Auteurs moeten niet schrijven alsof ze tegen de lezer praten. Ze kunnen "één" gebruiken om naar mensen te verwijzen. De persoonlijke voornaamwoorden hij, zij, het, en ze kunnen worden gebruikt. We praten gewoonlijk en text / email (uiteraard zijn er uitzonderingen) informeel. Studenten moeten niet schrijven alsof ze een gesprek hebben met een goede vriend / familielid. Voorbeeld: Je kunt je afvragen waarom ... in plaats van dat je je afvraagt waarom ...
Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in de volgende zin ?: Brian werkte aan het project en voordat hij het wist, waren twaalf uur voorbijgegaan.
Het persoonlijke voornaamwoord in de zin is "hij". Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die worden gebruikt in plaats van het volledige zelfstandig naamwoord, in dit geval Brian.
Bevat de volgende zin persoonlijke voornaamwoorden? Zo ja, waar ?: U kunt de auto nemen, ik heb hem vandaag niet nodig.
De persoonlijke voornaamwoorden in de zin zijn "jij", "ik" en "het". Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat wordt gebruikt om de plaats in te nemen van een zelfstandig naamwoord voor een specifieke persoon of een bepaald ding. De persoonlijke voornaamwoorden zijn: ik, jij, wij, hij, zij, het, ik, wij, hem, zij, zij, zij. In de bovenstaande zin: - het persoonlijke voornaamwoord "jij" vervangt het naamwoord (naam) voor de persoon aan wie wordt gesproken; - Het persoonlijke voornaamwoord "I" vervangt het zelfstandig naamwoord (naam) voor de sprekende persoon; - Het per