Antwoord:
Uitleg:
Oké, ik ga deze als een vergelijking plaatsen, om het je wat gemakkelijker te maken.
Laat
Als je die eenmaal ziet, is het vrij duidelijk dat dit een eenvoudig substitutieprobleem is. Dus laten we het oplossen
En laten we het dan vervangen door het eerste nummer:
En dan om op te lossen
Antwoord:
Het kleinere aantal is
Uitleg:
Dit probleem kan worden opgelost met slechts één variabele.
Laat het kleinere getal zijn
Als de twee nummers optellen bij 27, kunnen de nummers worden geschreven als:
Tweemaal het kleine aantal:
Zes meer dan twee keer het kleinere aantal:
Dat is hetzelfde als (=) het grotere aantal:
Als het kleinere aantal is
Controleren:
Het grootste van twee is 10 minder dan twee keer het kleinere aantal. Als de som van de twee getallen 38 is, wat zijn dan de twee getallen?
Het kleinste getal is 16 en het grootste is 22. Bex het kleinste van de twee getallen, het probleem kan worden samengevat met de volgende vergelijking: (2x-10) + x = 38 pijlpunt rechts 3x-10 = 38 pijlpunt rechts 3x = 48 pijl-rechts x = 48/3 = 16 Daarom kleinste nummer = 16 grootste getal = 38-16 = 22
De grootste van twee getallen is 15 meer dan drie keer het kleinere getal. Als de som van de twee getallen 63 is, wat zijn dan de getallen?
De getallen zijn 12 en 51 Gegeven dat: De grootste van de twee getallen is 15 meer dan drie keer het kleinere getal. --------------- (feit 1) En de som van de twee getallen is 63 .---------- (feit 2) Laat het kleinere getal x zijn, Dus vanaf feit 2 is het andere getal (dat is het grotere aantal) 63 - x Dus nu hebben we, Kleiner getal is x en Groter getal is (63-x) Volgens feit 1, 63- x = 15 + 3x We vindt hier x van. 63- 15 = + 3x + x 48 = 4x => x = 12 Dus we hebben: Kleiner aantal = x = 12 en Groter getal = 63-12 = 51 dus De getallen zijn 12 en 51
De som van twee getallen is 104. Het grootste aantal is één minder dan het dubbele van het kleinere aantal. Wat is het grotere aantal?
69 Algebraïsch hebben we x + y = 104. Kies iemand als de "grotere". Gebruik 'x' en dan x + 1 = 2 * y. Herschikken om 'y' te vinden hebben we y = (x + 1) / 2 Vervolgens vervangen we deze uitdrukking voor y in de eerste vergelijking. x + (x + 1) / 2 = 104. Vermenigvuldig beide zijden met 2 om de breuk kwijt te raken, combineer de termen. 2 * x + x + 1 = 208; 3 * x +1 = 208; 3 * x = 207; x = 207/3; x = 69. Om de 'y' te vinden keren we terug naar onze uitdrukking: x + 1 = 2 * y 69 + 1 = 2 * y; 70 = 2 * y; 35 = y. CHECK: 69 + 35 = 104 JUIST!