Antwoord:
Het aantal getallen tussen
waar
Uitleg:
Dit komt overeen met het vragen hoeveel getallen
Let daar op
Het enige dat overblijft is dan om er doorheen te gaan
Dit concludeert elke zaak, en dus, als we ze samenvoegen, krijgen we, zoals geconcludeerd in de vraag,
In een kortere, eenvoudiger te berekenen notatie kunnen we met behulp van de bovenstaande observaties het aantal gehele getallen schrijven
waar
Er zijn 120 studenten die wachten op een excursie. De studenten zijn genummerd van 1 tot 120, alle even genummerde studenten gaan op bus1, die deelbaar zijn door 5 gaan op bus2 en degenen waarvan het aantal deelbaar is door 7 gaan op bus3. Hoeveel studenten zijn er niet in de bus geweest?
41 studenten stapten niet in een bus. Er zijn 120 studenten. Op bus 1 wordt zelfs genummerd, d.w.z. elke tweede student gaat, dus 120/2 = 60 studenten gaan. Merk op dat elke tiende student, d.w.z. in alle 12 studenten, die op Bus2 hadden kunnen gaan, vertrokken zijn op Bus1. Aangezien elke vijfde student in Bus2 gaat, is het aantal studenten dat in de bus gaat (minder dan 12 die in Bus1 zijn gegaan) 120 / 5-12 = 24-12 = 12 Nu zijn die deelbaar door 7 in Bus3, dat is 17 (zoals 120/7 = 17 1/7), maar die met nummers {14,28,35,42,56,70,84,98,105,112} - bij alle 10 zijn ze al verdwenen in Bus1 of Bus2. Dus in Bus3 ga 17-10 = 7
De som van de cijfers van een driecijferig nummer is 15. Het cijfer van het apparaat is minder dan de som van de andere cijfers. De tientallen cijfers zijn het gemiddelde van de andere cijfers. Hoe vind je het nummer?
A = 3 ";" b = 5 ";" c = 7 Gegeven: a + b + c = 15 ................... (1) c <b + a ............................... (2) b = (a + c) / 2 ...... ........................ (3) '~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ ~~~~~~~~~~~ Overwegen vergelijking (3) -> 2b = (a + c) Schrijf vergelijking (1) als (a + c) + b = 15 Door te substitueren wordt dit 2b + b = 15 kleuren (blauw) (=> b = 5) '~~~~~~~~~~~~~~ Nu hebben we: a + 5 + c = 15. .................. (1_a) c <5 + a ........................ ...... (2_a) 5 = (a + c) / 2 .............................. (3_a ) '~~~~~~~~~~~~~~~~
Penny keek naar haar klerenkast. Het aantal jurken dat ze bezat, was 18 meer dan het dubbele van het aantal kleuren. Het aantal jurken en het aantal pakken bedroeg samen 51. Wat was het nummer van elk exemplaar dat ze bezat?
Penny bezit 40 jurken en 11 pakken. Let d and s zijn respectievelijk het aantal jurken en pakken. Er wordt ons verteld dat het aantal jurken 18 meer dan tweemaal het aantal kleuren is. Daarom: d = 2s + 18 (1) Er wordt ons ook verteld dat het totale aantal jurken en pakken 51 is. Daarom is d + s = 51 (2) Van (2): d = 51-s Vervanging van d in (1 ) hierboven: 51-s = 2s + 18 3s = 33 s = 11 Vervangen voor s in (2) hierboven: d = 51-11 d = 40 Het aantal jurken (d) is dus 40 en het aantal kleuren (s) ) is 11.