Het product van drie gehele getallen is 56. Het tweede getal is het dubbele van het eerste getal. Het derde cijfer is vijf meer dan het eerste nummer. Wat zijn de drie nummers?
X = 1.4709 1-ste nummer: x 2-punts nummer: 2x 3-punts nummer: x + 5 Oplossen: x 2 x (x + 5) = x * (2x ^ 2 + 10x) = 56 2x ^ 3 + 10x ^ 2 = 56 2x ^ 2 (x + 5) = 56 x ^ 2 (x + 5) = 28 x ongeveer gelijk aan 1.4709 dan vind je je 2-en 3-ste nummers. Ik zou je aanraden om de vraag dubbel te controleren
Dit aantal is minder dan 200 en groter dan 100. Het cijfer is 5 minder dan 10. Het tiental is 2 meer dan het cijfer. Wat is het nummer?
175 Laat het getal HTO zijn Cijfer = O Gegeven dat O = 10-5 => O = 5 Ook wordt gegeven dat tientallen T is 2 meer dan enen cijfer O => tientallen T = O + 2 = 5 + 2 = 7: Het getal is H 75 Gegeven ook is dat "getal kleiner is dan 200 en groter dan 100" => H kan alleen waarde aannemen = 1 We krijgen ons nummer als 175
Het ene nummer is 5 minder dan het andere. Vijf keer is het kleinere aantal 1 minder dan 3 keer groter. Wat zijn de nummers?
De twee cijfers zijn 7 en 12 Omdat er twee onbekende waarden zijn, moet u twee vergelijkingen maken die ze met elkaar in verband brengen. Elke zin in het probleem geeft een van deze vergelijkingen: We laten y de kleinere waarde zijn en x de grootste. (Dit is willekeurig, je zou het kunnen omkeren en alles zou goed zijn.) "Eén getal als vijf minder dan een ander": y = x-5 "Vijf keer kleiner is één minder dan driemaal groter" 5y = 3x-1 Gebruik nu de eerste vergelijking om de "y" in de tweede vergelijking te vervangen: 5 (x-5) = 3x-1 5x-25 = 3x-1 Nu verzamel dezelfde termen: 5x-3x