Antwoord:
Nucleïnezuren zijn de polymeren zelf, waarvan de meest voorkomende DNA en RNA zijn.
Uitleg:
"Polymeer" is een concept dat macromoleculen definieert zoals eiwitten en nucleïnezuren; ze zijn samengesteld uit kleinere opeenvolgende delen, de monomeren, die zich structureel verbinden. De beroemde nucleïnezuren DNA en RNA zijn samengesteld uit de volgende monomeren: cytosine, guanine, uracil, adenine en tyrosine.
Wat zijn de functionele groepen van koolhydraten, lipiden, eiwitten en nucleïnezuren?
Verschillende groepen lijst in uitleg 1. Koolhydraten --- alcohol en (aldehyde of keton) 2. lipiden -------------- carbonzuur met lange koolwaterstofketens (meestal boven 16 C lang) 3. eiwitten ---------- aminozuren (verschillende R-groepen [bekijk deze vraag http://socratic.org/questions/justify-the-placement-of-the-ifferent-amino-acids-in-their -respectieve-klassen-a # 164928]) met amino- en carbonzuurgroep 4. nucleïnezuur ----- een fosfaatgroep, één stikstof bevattende base (pyrimidine of purine) en een suikermolecule, die op zijn beurt alcohol en aldehyde / ketongroep.
Welk biomolecuul maakt deel uit van de structuur van ATP, nucleotiden en nucleïnezuren?
Koolhydraten De structuur van alle nucleotiden bevat een fosfaat, een pentosesuiker (ofwel Deoxyribose of ribose) en een stikstofhoudende base. De deoxyribose en ribose worden in alle nucleïnezuren gevonden en ze bevinden zich in de biomolecuulgroep van koolhydraten.
Wat zijn de subeenheden van nucleïnezuren?
Nucleïnezuren bestaan uit 3 subeenheden. Het DNA is een patroon dat bestaat uit vier verschillende nucleotiden. Elk nucleotide bestaat uit een suiker (deoxyribose) in het midden van een fosfaatgroep en een stikstofhoudende base. Er zijn twee klassen van bases. Twee zijn purines (dubbelwandige structuren) en twee zijn pyrimidines (enkelwandige structuren). De vier basen in het DNA van het DNA zijn: adenine (A) - een purine cytosine (C) - een pyrimidine guanine (G) - een purine thymine (T) - een pyrimidine In zowel DNA als RNA zijn er vier belangrijke basen. RNA heeft echter de eerste drie plus uracil. De substitutie v