Antwoord:
Uitleg:
Begin met het vinden van de verloren energie gedurende de periode van
De vloeistof gaat al het werk absorberen als thermische energie als er geen energieverlies is. De temperatuurstijging is gelijk aan
Door de warmteoverdracht is de werkelijke temperatuurstijging echter niet zo hoog. De vloeistof belandde uiteindelijk slechts een deel van de energie op; de rest was verloren. daarom:
Gemiddeld vermogen is gelijk aan werken in de tijd, daarom
Het vermogen P dat door een bepaalde windturbine wordt gegenereerd, varieert rechtstreeks als het kwadraat van de windsnelheid w. De turbine genereert 750 watt aan vermogen in een 25 mph wind. Wat is de kracht die het genereert in een 40 mph wind?
De functie is P = cxxw ^ 2, waarbij c = een constante. Laten we de constante vinden: 750 = cxx25 ^ 2-> 750 = 625c-> c = 750/625 = 1.2 Gebruik dan de nieuwe waarde: P = 1.2xx40 ^ 2 = 1920 watt.
Wanneer energie van het ene trofische niveau naar het andere wordt overgebracht, gaat ongeveer 90% van de energie verloren. Als planten 1.000 kcal energie produceren, hoeveel van de energie wordt doorgegeven aan het volgende trofische niveau?
100 kcal energie wordt doorgegeven aan het volgende trofische niveau. Je kunt dit op twee manieren bedenken: 1. Hoeveel energie verloren gaat 90% van de energie gaat verloren van het ene trofische niveau naar het andere. .90 (1000 kcal) = 900 kcal verloren. Trek 900 af van 1000 en u krijgt 100 kcal energie doorgegeven. 2. Hoeveel energie 10% energie overblijft, blijft van het ene trofische niveau naar het andere. .10 (1000 kcal) = 100 kcal over, dat is uw antwoord.
Een voorwerp met een massa van 2 kg, een temperatuur van 315 ^ oC en een soortelijke warmte van 12 (KJ) / (kg * K) wordt in een container met 37 l water bij 0 ° oC gedruppeld. Verdampt het water? Zo nee, door hoeveel verandert de temperatuur van het water?
Het water verdampt niet. De eindtemperatuur van het water is: T = 42 ^ oC Dus de temperatuur verandert: ΔT = 42 ^ oC De totale warmte, als beide in dezelfde fase blijven, is: Q_ (t ot) = Q_1 + Q_2 Startwarmte (vóór mixen) waarbij Q_1 de warmte van water is en Q_2 de warmte van het object. Daarom: Q_1 + Q_2 = m_1 * c_ (p_1) * T_1 + m_2 * c_ (p_2) * T_2 Nu moeten we het erover eens zijn: de warmtecapaciteit van water is: c_ (p_1) = 1 (kcal) / (kg * K) = 4,18 (kJ) / (kg * K) De dichtheid van water is: ρ = 1 (kg) / (verlicht) => 1lit = 1kg-> dus kg en liters zijn gelijk in water. Dus we hebben: Q_1 + Q_2 = = 37