Antwoord:
De verhouding van hun lengte is hetzelfde.
Uitleg:
Gelijksoortigheid kan worden gedefinieerd door een concept van scaling (zie Unizor - "Geometry - Gelijkenis").
Dienovereenkomstig zijn alle lineaire elementen (zijden, hoogten, medianen, radius van ingeschreven en omgeschreven cirkels enz.) Van één driehoek geschubd door dezelfde schaalfactor om congruent te zijn met overeenkomstige elementen van een andere driehoek.
Deze schaalfactor is de verhouding tussen de lengtes van alle overeenkomstige elementen en is hetzelfde voor alle elementen.
Twee gelijkbenige driehoeken hebben dezelfde basislengte. De poten van een van de driehoeken zijn twee keer zo lang als de benen van de ander. Hoe vind je de lengtes van de zijden van de driehoeken als hun omtrek 23 cm en 41 cm zijn?
Elke stap wordt zo lang getoond. Spring over de stukjes die je kent. Basis is 5 voor beide De kleinere poten zijn elk 9 De langere poten zijn 18 elk Soms helpt een snelle schets bij het vinden van wat te doen Voor driehoek 1 -> a + 2b = 23 "" ........... .... Vergelijking (1) Voor driehoek 2 -> a + 4b = 41 "" ............... Vergelijking (2) ~~~~~~~~~~~~~~ ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ : a = 23-2b "" ......................... Vergelijking (1_a) Trek voor vergelijking (2) 4b van beide zijden af en geef daarb
Twee driehoeken zijn vergelijkbaar en hebben zijden van 8, 12, 28 en 6, 9, 21. Wat is de verhouding van overeenkomst tussen de twee driehoeken?
4/3 Als u de kleinste zijden onderzoekt, is de berekening eenvoudig: 8/6 = 4/3 (verhouding tussen de kleinste zijlengte van de eerste driehoek en de kleinste zijlengte van de tweede driehoek)
Wat zijn de verschillen tussen vergelijkbare driehoeken en congruente driehoeken?
Congruente figuren hebben dezelfde vorm en grootte. Vergelijkbare figuren hebben dezelfde vorm, maar niet noodzakelijkerwijs dezelfde grootte. Merk op dat als twee figuren congruent zijn, ze ook vergelijkbaar zijn, maar niet andersom.